Diabetes kan in het kort worden omschreven als een toestand waarin de bloedsuikerspiegel van het lichaam te hoog is. Het lichaam heeft een bepaalde hoeveelheid suiker in het bloed nodig, maar wie aan diabetes lijdt, heeft een veel hoger suikergehalte dan nodig is. Type I diabetes wordt ook wel jeugddiabetes of insuline-afhankelijke diabetes genoemd.

Immuunsysteem

Bij deze vorm van diabetes heeft het immuunsysteem van het lichaam het vermogen van de alvleesklier om insuline uit zijn cellen te produceren, vernietigd. Zoals in de meeste gevallen van immuunaandoeningen maakt het lichaam ergens in het proces een fout en ziet het zichzelf (de alvleesklier en zijn eigen insuline producerende betacellen) als vreemde organismen. Het immuunsysteem zet een aanval in om de ziektekiemen, die in dit geval in feite broodnodige cellen zijn, te elimineren.

Diabetes type II daarentegen staat bekend als niet-insuline-afhankelijke diabetes of ouderdomsdiabetes, hoewel het aantal kinderen dat zich met diabetes type II presenteert de laatste tijd alarmerend en verbazingwekkend snel toeneemt. Bij type II-diabetes blijken de cellen van de patiënt niet te reageren op de insuline in hun bloed of niet in staat te zijn de aanwezige insuline te herkennen en correct te gebruiken. Momenteel is de behandeling van beide typen diabetes beperkt tot pijnlijke, meestal dagelijkse, insuline-injecties of diabetesmedicijnen.

Goed om te weten.

De patiënten wordt ook aangeraden hun voeding aan te passen, meer te bewegen en hun bloeddruk en cholesterol onder controle te houden. Wanneer men verder nadenkt over de oorsprong van de ziekte, begrijpt men dat voor beide typen diabetes hetzelfde basisidee geldt. Om de een of andere reden heeft het lichaam zich tegen zichzelf gekeerd, vernietigt het en valt het aan - zoals bij type I diabetes - of herkent het de eigen cellen niet meer als "zichzelf" - zoals bij type II diabetes.

Het mechanisme van het lichaam voor mobiele communicatie en herkenning is glyconutriënten, of glucosevormen, die zich aan de buitenkant van elke cel van het menselijk lichaam bevinden. Glyconutriënten helpen elke cel om anderen als "vriendelijk" te herkennen en niet te worden aangevallen (diabetes type I). Bovendien zijn het de woorden waarmee cellen met elkaar "praten" en elkaar aanwijzingen geven, bijvoorbeeld: "Ik ben insuline, laat me binnen" (diabetes type II).

Conclusie

Als deze glyconutriënten beschadigd zijn of ontbreken, kunnen de cellen elkaar niet meer begrijpen en met elkaar communiceren en kunnen verschillende ziekten zoals diabetes bij een persoon ontstaan. Nieuwe studies en onderzoeken richten zich op het gebruik van glyconutriënten om diabetespatiënten te helpen. Verscheidene recente studies 1, 2 hebben aangetoond dat met het gebruik van aanvullende glyconutriënten de bloedglucosespiegels bij patiënten met Type I en Type II diabetes kunnen worden verlaagd. Verwacht wordt dat bij voortgezet gebruik van aanvullende glyconutriënten via de voeding, de herstelmechanismen van het lichaam de schade kunnen herstellen die door de ziekte is aangericht, door te leren hoe cellen opnieuw kunnen worden herkend en met elkaar kunnen communiceren.